Nathalie Balsing over Bhutan
14/05/24
Adembenemende natuur en amper toerisme: het verslag van een onwaarschijnlijke rondreis in Bhutan

Er was eens… een land dat eeuwenlang afgesloten leefde van de rest van de wereld. Veel weten de meesten niet over Bhutan. Maar een reis door het land van de Donderdraak heeft zo veel te bieden.

DOOR NATHALIE BALSING

Een kloosterzuster en een influencer zitten in een bar. Wat klinkt als het begin van een mop, is het gezelschap waarin ik mijn laatste avond in Bhutan doorbreng. Een week geleden had ik het me niet kunnen voorstellen. Nu vind ik het grappig, maar niet verrassend. Het contrast tussen traditie en moderniteit is juist een van de vele fascinerende aspecten van dit land.

Voor ik vertrok, wist ik maar weinig over Bhutan. Ik moest Google Maps erbij nemen om het vlekje in de Himalaya te spotten. Ik wist dat het concept Bruto Nationaal Geluk er was bedacht. Dat er tot de jaren zeventig geen toeristen toegelaten waren. En dat het nog steeds duur en niet evident is om erheen te reizen.

Dat laatste ervaar ik al wanneer ik aankom. Omdat de landingsbaan van Paro omgeven wordt door duizenden meters hoge bergtoppen waartussen de wind vrij spel heeft, zijn in de wereld maar enkele piloten gekwalificeerd om er te landen. Het vliegtuig duikt naar beneden. Wanneer we op het tarmac tot stilstand komen, haal ik opgelucht adem.

Het gebouw naast de landingsbaan heeft meer van een kleine tempel dan van een interna­tionale luchthaven. Geen roltrappen, geen loopbanden: enkele minuten na de landing sta ik al op de parking, waar ik begroet word door mijn persoonlijke gids Kinza en chauffeur Suman. We rijden meteen door naar de hoofdstad Thimphu. De baan kronkelt tussen groene rijstvelden en appelboomgaarden, langs de ijskoude Pachu-rivier. Door het bergachtige landschap zijn rechte stukken weg eerder uitzondering dan regel. Nog maar een uur op Bhutanese grond en ik heb al iets bij­geleerd: dit is geen land voor wie snel wagenziek wordt.

Kate Middleton van de Himalaya

Wat Bhutan wel is, is een van de laatste boeddhistische koninkrijken ter wereld. Religieuze en wereldlijke macht zijn er nauw met elkaar verweven. Het boeddhisme is alomtegenwoordig, in het denken en dagelijks leven maar ook in het landschap, in de vorm van tempels, kloosters, gebedsvlaggen en stoepa’s.

Na het ontbijt rijden Suman, Kinza en ik naar een tempel boven op een heuvel in de buurt van Thimphu. De Dordenma, een gigantische vergulde Boeddha, kijkt uit over de vallei en is opgevuld met 125.000 identieke, vergulde beeldjes. Terwijl we door de tempel wandelen die zich in de romp van de Dordenma bevindt, vertelt Kinza over de geschiedenis van Bhutan

Hoewel er al sinds de prehistorie mensen wonen, is het land zelf pas in de 17de eeuw ontstaan, toen een zekere Ngawang Namgyal de bewoners wist te verenigen. Hij verdeelde het nieuwe land in twintig districten en liet in elk ervan een dzong bouwen: een versterkte kloosterburcht die tot vandaag het religieuze en administratieve centrum van elk district vormt. Hij introduceerde ook het Dzongkha, de officiële taal die elk Bhutanees kind op school krijgt aangeleerd – al worden de meeste vakken tegenwoordig in het Engels gegeven.

In 1907 kwam Ugyen Wangchuck op de troon. Hij werd de eerste koning van de Wangchuck­dynastie die nog steeds over Bhutan regeert. Hoewel het land ondertussen is geëvolueerd naar een constitutionele monarchie, blijft de vorst de grote beleidslijnen uitzetten. Bhutanezen zijn bijzonder trots op hun koningshuis. Vrouwen, jong en oud, giechelen idolaat wanneer ze het over de huidige koning hebben. Zijn elegante echtgenote wordt in de pers omschreven als ‘de Kate Middleton van de Himalaya’. Het is ontroerend om te horen hoezeer Bhutanezen naar hun koningshuis opkijken en tegelijk – voor een westerling toch – een beetje bevreemdend.

Iedereen tevreden?

Aangezien toerisme er nog in de kinderschoenen staat, zijn toeristische attracties zeldzaam. Zelfs in hoofdstad Thimphu beperken ze zich tot een kleine zoo met takins (Bhutans nationale dier, een soort XL-berggeit) en een heemkundig museum waar jonge mensen tonen hoe Bhutanezen vroeger leefden, en op het platteland nog steeds leven. Ik mag mee graan malen, boter karnen, dansen en boogschieten – wat me niet allemaal even vlot afgaat, tot groot jolijt van het gezelschap.

Na het bezoek rijden we terug naar het hotel, waar ik afgesproken heb met Khenpo Phuntshok Tashi, een bekende monnik die me meer zal vertellen over Bruto Nationaal Geluk, waarvoor Bhutan internationaal geroemd wordt. Het woord verwijst naar Bruto Nationaal Product, een formule die over de hele wereld gebruikt wordt om de welvaart van een land uit te drukken, gebaseerd op de inkomsten van dat land. De vierde koning van Bhutan vond echter dat bij het bepalen van het beleid niet alleen rekening moet worden gehouden met economische vooruitgang, maar ook – vooral – met het welzijn van de bevolking.

Gemeenschapsleven is belangrijk, niet een ander onderuithalen om er zelf beter van te worden. Gezondheid en onderwijs zijn belangrijk, en dus is basisgezondheidszorg in Bhutan gratis en bouwt de overheid scholen. En natuurlijk is socio-economische vooruitgang belangrijk, maar niet ten koste van de natuur of lokale cultuur. Dus moeten in Bhutan nieuwe gebouwen bepaalde traditionele elementen bevatten en moeten mannen op hun werk een gho dragen en vrouwen een kira, kleurrijke traditionele kleding.

Het concept BNG is geïnspireerd op boeddhistische principes, zoals dat van vergankelijkheid, het hoopgevende besef dat alles tijdelijk is in het leven. Geluk wordt gezien als iets dat je in jezelf vindt, door tevreden te zijn met wat je hebt. Het klinkt fantastisch. Later zal ik beseffen dat er meer kanten zijn aan dit verhaal.

Wandeling met gebed

De volgende dag rijden we door naar Phobjikha. De national highway is op veel plekken niet meer dan een slingerende, smalle bergweg. Ik ben blij dat de onverstoorbare Suman achter het stuur zit en ik zorgeloos mag genieten van het landschap. Bergen rijzen op als plooien in groene fluwelen stof. Rivieren doorsnijden valleien met rijstvelden, bananenbomen en andere tropische planten. Hoger nemen varens en met mos begroeide naaldbomen met wolkenslingers errond het over. Overal wapperen kleurrijke gebedsvlaggen. Aan kruispunten zijn vaak stoepa’s te zien, kleine torens met een reliek van een heilige erin, waarrond gelovigen wandelen terwijl ze bidden. Op de Dochu La-bergpas, op 3140 meter, staan er niet minder dan 109, met een machtig zicht op de omliggende Himalaya.

Na een kort bezoek kronkelen we terug naar beneden, richting Phobjikha. Honderden zwarthalskraanvogels vliegen in oktober en november van Tibet naar deze drassige vallei om er te overwinteren. Omdat hun habitat bedreigd wordt door de groeiende landbouwsector, is een project opgestart om landbouwers te sensibiliseren en door de vogels aangerichte schade te vergoeden.

Bhutanezen zijn zich zeer bewust van de natuurlijke rijkdom waarmee hun land gezegend is. Zo is per koninklijk convenant bepaald dat minstens zestig procent van het grondgebied bos moet blijven. Veertig procent van het land is beschermd als nationaal park. Dankzij die gigantische oppervlakte bos in combinatie met een industrie die nog in de kinderschoenen staat, neemt Bhutan drie keer meer CO2 op dan het voortbrengt.

Onderweg merk ik wel dat het niet altijd evident is om het evenwicht tussen vooruitgang en natuurbescherming te bewaren. Hoewel de overheid overal borden met ‘Do not litter’ heeft geplaatst, komen we geregeld bergjes afval tegen. Zolang er geen betere afval­ophaling uitgebouwd wordt, hebben mensen weinig keuze.

Na een nacht in het guesthouse van een gastvrije voormalige lerares wandelen Kinza en ik over een houten vlonderpad door de vallei van Phojika en dan omhoog de heuvels in. Groene slierten mos aan takken van immense sparren wiegen in de wind. Rondom enkel stilte. Tot ik voor het eerst sinds mijn aankomst in Bhutan westerse toeristen spot: twee Amerikaanse vrouwen in strakke wandeloutfit worden gevolgd door een Bhutanese hotelmedewerker die water en paraplu’s voor hen mee heeft.

Ook dit illustreert de Bhutanese zoektocht naar een evenwicht tussen economische ontwikkeling en het beschermen van cultuur en natuur. Om massatoerisme te vermijden, mogen toeristen niet zonder gids en chauffeur door het land reizen en moet elke toerist een belasting van honderd dollar per dag betalen. Je kunt je afvragen hoe eerlijk zo’n systeem is, maar voor de happy few garandeert het een reis als geen andere.

Wanneer Kinza en ik aankomen bij een klooster verderop, wandelen we zo het dagelijks leven van de monniken binnen. Kleine jongetjes in felrode gewaden staan een emmer natte was op te hangen. Een groep monniken is aan het bidden in de tempel. Het voelt ontzettend geprivilegieerd om deze routines, die al eeuwenlang bestaan, te mogen meemaken.

De opmars van YouTube

De dagen rijgen zich aan elkaar. We bezoeken de indrukwekkende dzong van Punakha en eeuwenoude, perfect geconserveerde kloosters. De voorlaatste dag ontmoeten we Denkar, een van de eerste Bhutanese reisinfluencers, opgetrokken uit charme, energie en liefde voor Bhutan. Ze logeert in hetzelfde hotel als wij en nodigt ons uit om samen te gaan eten.

In het restaurant praten Denkar en Kinza even vlot over mannen, cocktails en CrossFitt als eerder op de dag over boeddhisme. Het is fascinerend om te merken dat, hoewel televisie en internet tot 1999 verboden waren, TikTok, YouTube en Instagram vandaag even aanwezig zijn in het leven van jonge Bhutanezen als bij ons.

Sinds Bhutan de grenzen heeft geopend, en vooral sinds de opkomst van sociale media, sijpelt het consumentisme binnen. Jonge Bhutanezen willen ook Nike-­sneakers en een eigen auto. Kinza’s negenjarige dochter vraagt zich af hoe een hamburger van McDonald’s smaakt en droomt van een bezoek aan Disneyland.

Tegelijk is Bhutan nog steeds een arm land, met amper grondstoffen of een industrie die naam waardig. Meer dan de helft van de Bhutanezen leeft van landbouw en veeteelt. Maar tieners willen geen jakherder meer worden. Ze willen meer data voor hun smartphone. Het gevolg is dat Bhutan geconfronteerd wordt met een ongeziene migratie. Eerst van het platteland naar de stad, daarna ook steeds meer naar het buitenland. Mensen kunnen tevreden zijn met weinig. Tot ze beseffen hoeveel meer anderen hebben.

Het nest van de tijger

Tijd voor het hoogtepunt van deze reis: Taktsang, een kloostercomplex op een negenhonderd meter hoge klif. Het is de eerste foto die je te zien krijgt wanneer je het woord ‘Bhutan’ intikt in Google en een van de heiligste plekken in de Himalaya. Boeddhisten van over de hele wereld reizen ervoor naar Bhutan, soms zelfs alleen om van aan de voet van de berg omhoog te kijken. Het klooster zelf bezoeken is dan ook een uitdaging: je raakt er alleen via een bergpad dat langs een steile rotswand omhoog slingert.

Volgens de legende kwam goeroe Rinpoche hier in de achtste eeuw aan, gezeten op de rug van een vliegende tijger – vandaar dat de plek ook ‘Tiger’s Nest’ genoemd wordt. Rinpoche trok zich drie maanden terug in een grot waar hij, met zijn geest als enige wapen, de kwade geesten van zijn lijf wist te houden. Hiermee overtuigde hij de lokale bevolking om zich te bekeren tot het boeddhisme. Eeuwen later werd een klooster gebouwd om dit te gedenken. In 1998 deed een ongeluk met een boterlamp een groot deel ervan in vlammen opgaan, maar in 2005 werd het heropgebouwde complex opnieuw ingehuldigd.

Kinza en Dengkar kuieren schijnbaar moeiteloos naar boven. Ik identificeer me meer met de oudere pelgrims die ik onderweg tegenkom: ik puf, hijg en dank Boeddha voor de wandelstokken die ik heb mogen lenen. De ervaring is adembenemend, letterlijk maar ook figuurlijk. Maar elke druppel transpiratie meer dan waard.

De laatste avond zitten we dus in een bar. Denkar links van me. Rechts van me een goede vriendin van haar, een kloosterzuster met rood gewaad en afgeschoren haar. Denkar vraagt me wat me zal bijblijven. Ik hoef niet lang na te denken. De natuur. De wolken. De stilte in mijn kamer in Phobjikha. De kloosters. De klim naar Taktsang. Maar vooral: de Bhutanezen zelf.

Deze reis kwam tot stand in samenwerking met MyHimalaya

Dit artikel verscheen op 27 maart 2024 in Knack Weekend.

In 2025 reist Knack Reizen naar Bhutan
VAN 13 TOT 22 SEPT. 2025
Wil u als eerste op de hoogte gehouden worden? Stuur dan een mailtje naar info@myhimalaya.be of bel naar +32 499 13 17 30

Vertel ons jouw reisverhaal en laat anderen meegenieten van jouw reis

15 + 5 =